‘We moeten de cirkel doorbreken: bijna 1 op de 10 internationale kinderen komt nu in het speciaal onderwijs terecht’

Brainport Eindhoven logo
Geschreven door Brainport Eindhoven
22 mei 2025
Internationalisering OnderwijsOnderwijs

De Brainportregio wordt steeds internationaler. Dat biedt kansen, maar vraagt ook iets van kinderopvanglocaties en het basis-, voorgezet- en speciaal onderwijs. Daarom werken overheden, het bedrijfsleven en onderwijsinstellingen samen aan het waarmaken van dezelfde ambitie: in 2027 is de regio zo ingericht dat ze kan inspelen op de steeds fluctuerende instroom van internationale kinderen. Hoe we dat doen, en waar kansen en uitdagingen liggen? Daarover vertellen pedagogisch medewerkers, leraren, bestuurders en beleidsmakers. Deze keer: Hilbert de Vries, bestuurder van Stichting Speciaal Onderwijs en Expertisecentra (SSOE), met leslocaties in Helmond en Eindhoven. 

De cijfers liegen er niet om: Stichting Speciaal Onderwijs en Expertisecentra zag hun leerlingenaantal de afgelopen 3 jaar groeien van zo’n 550 naar ruim 800, met nog zeker 100 leerlingen op de wachtlijst. ‘Uit onderzoek van de Universiteit van Utrecht blijkt dat 80 procent van onze nieuwe leerlingen een internationale achtergrond heeft’, vertelt Hilbert. ‘Daarvan is 70 procent in Nederland geboren. De gemene deler is dat hun thuistaal niet Nederlands is en dat ze zich in het reguliere onderwijs niet optimaal kunnen ontwikkelen. Zo komt dus een relatief groot deel van de internationale kinderen, namelijk bijna 1 op de 10, in het speciaal onderwijs terecht. Ter vergelijking: van de Nederlandse kinderen zijn dat er 1 op de 30 à 40.’  

Kinderen hebben succeservaringen nodig 

Waar dat verschil tussen Nederlandse en internationale kinderen vandaan komt, kan Hilbert wel gedeeltelijk verklaren. ‘Kinderen hebben succeservaringen nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Die ervaringen doe je weinig op als je de Nederlandse taal nog niet spreekt. Dat kan leiden tot bepaald gedrag: denk aan slaan, duwen, weglopen of concentratieverlies. De enige taal die deze leerlingen soms ‘spreken’, is fysieke taal.’ Tel daarbij op dat er op dit moment nog geen goede meetinstrumenten zijn om de problematiek bij deze doelgroep vast te stellen. ‘Er zijn intelligentietesten, maar die zijn gebaseerd op een westerse context. Als ik morgen zo’n test uit India of Brazilië moet maken, scoor ik waarschijnlijk ook niet hoog. Toch kan de uitslag, vaak in combinatie met bepaald gedrag, wél een reden zijn dat een kind naar ons verwezen wordt.’  

Voor- en vroegschoolse educatie

Om deze cirkel te doorbreken, zijn er volgens Hilbert een aantal zaken nodig. ‘Het vraagt van ons als regio dat we aandacht hebben voor kinderen van 0 tot 4 jaar met een internationale achtergrond. Op dit moment weten we bijvoorbeeld niet hoeveel kinderen uit deze doelgroep gebruikmaken van voor- en vroegschoolse educatie (extra ondersteuning voor peuters en kleuters met een taalachterstand). Terwijl daar de basis voor de Nederlandse taalontwikkeling gelegd wordt. Daarom is er extra onderzoek nodig, wat mij betreft mét internationale ouders. Waar lopen zij tegenaan? Wat helpt hen?’ Een factor die kan meespelen is volgens Hilbert dat sommige ouders de weg naar de voor- en vroegschoolse educatie (vve) niet weten te vinden. Of ze weten niet dat focussen op taalontwikkeling al bij een jong kind belangrijk is. ‘Het is aan alle organisaties in de regio om ouders daarover te informeren. Dan denk ik naast gemeenten, kinderopvanglocaties en scholen bijvoorbeeld ook aan de consultatiebureaus, huisartsen en werkgevers.’ 

Samen in beweging 

Een eerste stap is inmiddels gezet door informatie over de voor- en vroegschoolse educatie op Insidr te zetten, een digitale kennishub voor internationals. ‘Bovendien is er in de regio steeds meer aandacht voor het jonge internationale kind. Leerkrachten laten zich bijscholen en er wordt over grenzen heen gekeken en samengewerkt. Ik ben positief over deze ontwikkelingen, maar ik zie óók dat we samen nog een hoop te doen hebben.’ Op de leslocaties van Stichting Speciaal Onderwijs en Expertisecentra worden eveneens stappen gezet. ‘Zo starten we komend schooljaar met een taalklas voor ouders. Zij leren Nederlands, waardoor onze communicatie met hen verbetert. Bovendien trainen we alle medewerkers op cultuurbewustzijn. Om een voorbeeld te noemen: bij een afbeelding van een tent hebben Nederlandse kinderen fijne associaties, maar een Somalische vluchteling niet. Zo’n plaatje kan ervoor zorgen dat ‘de luiken even dichtgaan’. Het is belangrijk om ons daarvan bewust te zijn.’  

Regionale Uitvoeringsagenda Internationalisering Onderwijs 

Dit artikel is onderdeel van een reeks interviews met bestuurders en professionals uit de kinderopvang en het onderwijs. Zij vertellen over wat internationalisering van het onderwijs voor hen betekent en hoe zij werken aan de Regionale Uitvoeringsagenda. 

Deze agenda gaat over de kansen die internationalisering van de Brainportregio biedt, maar gaat ook in op de druk die dit met zich meebrengt voor de kinderopvang en het funderend onderwijs. Samen werken we aan een passend en flexibel onderwijsaanbod voor de verschillende doelgroepen, en aan fysieke onderwijsvoorzieningen. We zorgen ervoor dat alle kinderen zich welkom voelen in de Brainportregio én dat alle kinderen de kansen die onze regio biedt optimaal kunnen benutten. 

De agenda kun je hier downloaden. Voor meer informatie neem je contact op met Mieke Zijlstra, programmamanager, m.zijlstra@brainportdevelopment

Leestips

OSZAR »